Nightride: de langste nacht

Een mooie uitdaging: een winterse rit van ruim 200 kilometer op de mountainbike. Het afgelopen weekend van Timon, Bor, Mark, Xaf en Wouter stond in het teken van deze barre tocht. Wouter schreef voor Velosoof.nl een prachtig sfeerverslag.

Waarom rijden er 9 renners zaterdagnacht om 4 uur door het bos? Ja, die vraag heb ik mezelf ook een aantal keren gesteld vandaag. Omdat het kan, zei ik dan maar tegen mezelf. Wat is er leuk aan een mountainbiketocht van 200 kilometer? Heel weinig, enkel de voorpret en de voldoening nadat de heldendaad heeft plaatsgevonden. En natuurlijk, niet te vergeten, de kudotoppers op Strava. Want, laten we eerlijk zijn, daarvoor doe je het toch!

Toen ik vannacht om half 3 klaarwakker naast me bed stond heb ik mezelf wel een aantal keren afgevraagd waar ik toch in hemelsnaam aan begon. 200 kilometer mountainbiken en dat grotendeels in het donker. Ik moest wel gek zijn. Desalniettemin stapte ik om kwart over drie op de fiets om alvast de eerste kilometers te slijten van een hele lange dag.

De temperatuur vannacht was heerlijk daarnaast was het vrijwel windstil, perfecte omstandigheden voor een deftig stukje fietsen dus. Nadat een ieder de slaap uit zijn ogen had gewreven vertrokken we voor de helse nachtrit.

De eerste paar kilometers door het diep zwarte woud waren wat onwennig. Ondanks dat we een rijdende lichtbol waren was het moeilijk om details te kunnen zien in het tempo waarin we reden. Stronkjes, takjes, hobbeltjes. Ze lagen onopvallend verspreid over de bos vloer. Na nog geen 5 kilometer viel het eerste slachtoffer al. Een stronk werd over het hoofd gezien waarop een spectaculaire koprol volgde. Hij kwam er zonder kleerscheuren vanaf. Maar we waren gewaarschuwd.

De tocht werd vervolgd door de bossen in de omgeving van Aalten en Winterswijk. Het gelach en gebrul van het eerste uur werd al minder en minder. Hoe verder de klok tikte, hoe stiller het werd. Ook ik werd stiller merkte ik, al ben ik nooit een prater geweest tijdens het trainen.

De fietsende gids die zichzelf Robert noemt lijkt elk paadje en bosje in de wijde omgeving van Aalten te kennen. Wanneer er geen bos te vinden is rijden we over slootkanten, om het percentage offroad-kilometers op peil te houden.

Terwijl de uren aan ons voorbij vliegen word het diepe zwart van de nacht langzaam grijs. In de verte was een fel oranje licht te zien. Op de voorgrond zag ik een troep verlichte fietsers, het leverde een prachtig gezicht op. Op dit moment kon ik er nog van genieten.

Na goed 4 uur fietsen konden de lampen uit, we waren bijna over de helft van de tocht en de tijd leek geen vat te hebben op onze benen. Ondanks de veelvuldige plaspauzes van onze enige echte oosterbuur zat het tempo er lekker in.

De nacht maakte plaats voor de dag. De lege zandpaden raakte langzaam gevuld met ochtendwandelaars en hondenuitlaters. Op de achtergrond ontwaakte de vroege vogels en hanen die luidkeels van zich lieten horen. Terwijl wij onze benen lieten draaien ontwaakte de wereld om ons heen. Het gaf een mooi gezicht.

De kilometers op het scherm van mijn fietscomputer tikte langzaam maar zeker voorbij. Hij ging van 80 naar 90 naar 100. Op de helft, dacht ik. Het draaide nog soepel, de route was mooi en afwisselt en de mannen oogden nog fris, op één na die hijgend van zijn fiets stapte.

Hij hing al een paar kilometer aan het elastiek, hij besloot dan ook om richting huis te keren. Van de 9 renners waren er nu nog 8 over. Met onverminderde moraal werd er koers gezet richting het altijd mooie en gezellige Megchelen waar ons een uitgebreid ontbijt te wachten stond. Aan de gezichten te zien had iedereen daar wel oren naar.

De Duitse broodjes gingen er met smacht in na een goede 135 kilometer. We waren al ruim over de helft, de broodjes konden op geen beter moment komen. Ondanks dat ik geen echt hongergevoel had gingen er toch heel wat broodjes naar binnen. De eerste 30 kilometer na de tussenstop voelde ik me weer als herboren. Maar daarna begonnen de kilometers zwaar te wegen. Elke kilometer duurde langer dan zijn voorganger.

De laatste 20 kilometer naar Aalten waren een gevecht met mezelf. Ik zag dat ik niet de enige was die het moeilijk had. De gezichten van de anderen stonden ook lijkbleek en uitgewoond. De wind was wat aangewakkerd en waaide koud in mijn gezicht. Zo snel de kilometers in het begin gingen, zo lang duurde ze nu.

Het was tanden bijten. De kilometers hadden hun littekens achter gelaten op mijn spieren. Ze branden en wilden niet meer draaien. Het enige wat ik nog kon doen was aanklampen en hopen dat Aalten snel zou komen.

Met nog 5 kilometer te gaan liep het tempo ineens op. 30 km/h werd 35 km/h en 35 km/h werd 40 km/h. Alsof de kilometers nog niet zwaar genoeg waren. Het groepje werd op een lang lint getrokken. Het leek wel een waaierkoers. Ik spartelde in het laatste wiel om mee te komen.

Mijn benen trokken samen van het zuur dat zich opstapelde in de spieren. Als ik nog de kracht had om degene toe te schreeuwen die me dit aandeed had ik het gedaan. De voldoening was dan ook groot toen eindelijk het bordje Aalten aan de horizon verscheen en de spanning van de benen kon na ruim 8,5 uur in het zadel.

Waarom reden er 9 renners zaterdagnacht om 4 uur door het bos? Omdat je daar een enorme kick van krijgt.